Het restaureren van een oldtimer is bijna altijd een langdurig project waar erg veel uren in zitten.
Eerst moet de auto helemaal uit elkaar gehaald worden en moeten alle onderdelen tot op het kale metaal worden schoongemaakt. De kale carrosserie en alle carrosseriedelen worden met afbijtmiddel tot op de blanke plaat afgebeten. Daarna wordt de tectiel aan de onderkant er af gestoken en alle kit verwijderd.
Nu zijn de carrosserie en de carrosseriedelen helemaal kaal en wordt alles naar de straler gebracht. In 9 van de 10 gevallen blijkt in deze fase dat de schade aan het plaatwerk veel groter is dan in eerste instantie zichtbaar was.
Als de auto en de delen gestraald zijn worden ze meteen in de primer gespoten. Hierna komt alles weer bij mij terug en begin ik met uitstukken. Dat wil zeggen dat ik de verrotte stukken er uit snijd en vervang door nieuw of zelfgemaakt plaatwerk. Dat laatste is zeer arbeidsintensief.
Vervolgens zet ik de carrosserie weer helemaal in elkaar om te controleren of alle naden goed zijn en of alles netjes aansluit. Dan haal ik hem weer uit elkaar en gaat hij in delen naar de spuiter. In de tussentijd wordt de techniek (remmen, chassis, stuurinrichting, bladveren, etc.) in orde gemaakt. Ik probeer het dan altijd zo te regelen dat, als de auto terugkomt van de spuiter, ook de motor en de wisselbak terug zijn van het revisiebedrijf. Nu kan ik de auto afbouwen.
Tenslotte gaat de auto naar de bekleder, die er de laatste hand aan legt.